Thema 4: Didactisch handelen

4.1) Het maken van didactische keuzes
4.1.1) De docent toont aan dat bij het ontwerpen van leerpraktijken met inzet van ICT leerdoelen, leerproces en toetsing op elkaar zijn afgestemd. 
Hiervoor zijn verschillende programma's handig: Kahoot!, Socrative en Prowise. In competentie 1.1.1 vertel ik over Kahoot! en ook Socrative komt verschillende keren voorbij. Nu wil ik graag iets vertellen over Prowise. Ik heb namelijk tijdens een les gewerkt met Prowise: een erg handig en fijn programma. *Hieronder mijn dossier Vakdidactiek. Op pagina 4 van dit dossier leg ik uit hoe ik de voorkennis van de leerlingen heb geactiveerd via Prowise.
Vakdidactiek jaar 3 (1).docx (244812)
 
4.1.2) De docent toont aan een relevante, rijke en effectieve leeromgeving te kunnen inrichten met ICT.
Zie competentie 2.2.4. Hierin leg ik uit hoe ik de ELO (BlackBoard) inzet voor alle informatie met betrekking tot mijn cursus. Aan het einde van elke les publiceer ik mijn PowerPoints op BlackBoard. Ook kunnen de studenten in deze leeromgeving andere (extra) informatie vinden zoals handige websites, oefentoetsen en antwoorden, sterke werkwoorden et cetera. Het is handig om later voor je eigen vak een eigen BlackBoardcourse aan te maken, zodat de leerlingen hierin altijd informatie kunnen vinden over jouw vak. Daarbij is het vaak mogelijk dat leerlingen hun verslagen zelfs op deze manier bij de docent kunnen inleveren. Hierdoor word je als docent ook niet overspoeld met honderden e-mails van leerlingen en/of studenten die iets bij je willen inleveren.

4.1.3) De docent toont aan individuele leerprocessen en samenwerkend leren te kunnen aansturen en begeleiden met een effectieve inzet van ICT.
Op mijn stageschool werkten de leerlingen met het boek Nieuw Nederlands. De digitale leeromgeving die bij dit boek hoort, zorgde ervoor dat je als docent precies kan zien (en volgen) wat de leerlingen aan het doen zijn. Zo kan je als docent zien welke opdrachten de leerlingen hebben gemaakt en ook kan je zien hoe ze de opdrachten hebben gemaakt. Helaas heb ik er nooit aan gedacht om een screenshot te maken van dit overzicht.

Uiteraard hield mijn stage-coach de cijfers en scores van de leerlingen bij. Zo kon hij precies zien wat de leerlingen goed/fout deden. Hij kan ook precies zien welke onderdelen van het Nederlands de leerlingen al goed beheersen en met welke onderdelen de leerlingen nog hard moeten oefenen. Ideaal dus.

Via het programma Socrative kon ik het niveau van de leerling toetsen. Ook hier krijg je als docent de uitslag van. Je kan precies zien hoe de leerlingen de opdracht(en) hebben gemaakt. Zie voor een voorbeeld van een Socrative-toets competentie 2.2.8.

4.2)    ICT organiseren in de (digitale) leeromgeving
4.2.1) De docent toont aan dat hij de benodigde faciliteiten, hard- en software kan organiseren.
Hiervoor kan ik momenteel geen bewijs aanvoeren. Tijdens het interview sluit ik alle hard- en software aan en laat ik zien dat ik dit probleemloos kan. Ook zal ik mijn eigen links en filmpjes zonder problemen laten zien.

4.2.2) De docent toont aan dat hij de schoolregels ten aanzien van ICT toepast en in staat is deze te vertalen binnen zijn onderwijscontext.
Tegenwoordig heeft (bijna) elke leerling een smartphone. Zelfs al op een heel jonge leeftijd. Ondanks de vele nadelen van mobiele telefoons tijdens de les, zijn er in mijn optiek ook veel voordelen. Ja, je kan zoals veel docenten en scholen doen continu de mobieltjes verbieden, maar je kan ook een beetje een hippe docent zijn en met de tijd meegaan. Werk als docent met programma's zoals Kahoot! en Prowise. Leerlingen zullen alleen het initiatief al waarderen. Daarbij is het ook leuk voor de afwisseling. Natuurlijk hoef je deze programma's niet wekelijks te gebruiken, maar ter afwisseling biedt zo'n programma zeker uitkomst. Ook hoef je als docent niet meer zware woordenboeken mee te slepen, laat leerlingen hun mobiel gebruiken als woordenboek. Laat ze maar op internet zoeken naar de betekenis van een woord of spreekwoord. Uiteraard kan je dan alsnog afspreken met de leerlingen wanneer ze hun mobiel niet mogen gebruiken, maar het lijkt mij wel handig om de voordelen uit de mobieltjes te halen in plaats van altijd alleen maar de nadelen. 

4.2.3) De docent toont aan dat hij ICT betekenisvol en efficiënt kan inzetten rekening houdend met de grootte en de diversiteit van een groep leerlingen.
Samen met mijn klasgenoot Rachel Draijer heb ik een filmpje gemaakt voor het Flipping the Classroom-principe. Het filmpje heeft betrekking tot een schrijfopdracht: het schrijven van een formele e-mail. *U kunt het filmpje over de formele e-mail vinden op de onderstaande link

https://www.youtube.com/watch?v=LdeCIYxrvU4&feature=youtu.be

4.3 Arrangeren van digitaal lesmateriaal
4.3.1) De docent toont aan dat hij gebruik maakt van diverse vindplaatsen van digitaal leermateriaal en in staat is daaruit ander leermateriaal te arrangeren.
Ook hier heb ik geen concreet bewijs voor. Wel heb ik meerdere malen bij verschillende competenties een aantal websites genoemd waar ik graag informatie vandaan haal met betrekking tot het onderwijs. Als ik betrouwbare informatie over het onderwijs wil (of les- of leermateriaal), dan haal ik dat vaak van de website Leraar24 en/of Kennisnet. Uiteraard vind ik het belangrijk dat ook de leerlingen leren dat er betrouwbare en onbetrouwbare bronnen op het internet zijn. Daarom heb ik een les hieraan besteed. Hiervoor verwijs ik u graag terug naar competentie 3.1.1.

4.3.2) De docent toont aan dat hij digitaal leermateriaal kan aanpassen aan de kenmerken van de lerenden, waarbij rekening wordt gehouden met verschillen in niveau, interesse, tempo en wijze van leren.
Zoals eerder aangegeven heb ik stagegelopen op de Leon van Gelder. Deze school staat betekend om het differentiëren. Echter, ik heb nog nooit (echt) gedifferentieerd met betrekking tot ICT. Het enige waarop ik heb gedifferentieerd met betrekking tot ICT is het volgende. Ik gaf een les Grammatica (redekundig) alleen de klas 2D. In deze klas zitten leerlingen die presteren op de volgende niveaus: basis, kader, gemengd, theoretisch en havo. Alles zit door elkaar. Om duidelijk uitleg te geven over grammatica (omdat veel leerlingen dit een lastig onderdeel vinden) heb ik een PowerPoint gemaakt. In de PowerPoint herhaalden we de persoosvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp. De nieuwe stof voor de leerlingen waren het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling. Na de uitleg gingen alle leerlingen aan het werk met de oefenzinnen. Nadat de leerlingen klaar waren met deze zinnen, deelde ik de klas in twee groepen. De leerlingen die presteerden op basis en kader niveau kregen extra herhalingsstof (dus nog meer zinnen over de persoonsvorm, het onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling). Vervolgens moesten de leerlingen die presteerden op theoretisch en havo-niveau nog even opletten. In de PowerPoint stond namelijk verrijkingsstof: het naamwoordelijk gezegde. Vervolgens ging ik aan de andere leerlingen deze extra stof uitleggen en na de uitleg gingen zij hier nog kort mee oefenen. Voor de rest heb ik niet echt gedifferentieerd met betrekking tot de ICT. *De PowerPoint kunt u hieronder vinden.
PowerPoint grammatica.pptx (636821)


4.3.3) De docent toont aan dat hij in staat is om digitaal leermateriaal aan te passen rekening houdend met beeldschermdidactiek.
Om eerlijk te zijn had ik voor het ICT-didactiekportfolio nog nooit gehoord van het begrip 'beeldschermdidactiek'. Om toch een bewijs aan te kunnen tonen voor deze competentie, heb ik het internet geraadpleegd. Volgens Leroweb is beeldschermdidactiek het volgende: 'Het adequaat vormgeven van digitaal leermateriaal rekening houdend met bijvoorbeeld gebruik van bladspiegel, lettertype, kleuren en aanwezigheid van elementen die geen meerwaarde hebben in het leerproces'. Kortom, je houdt rekening met de verschillende functies die bijvoorbeeld PowerPoint of Prezi hebben. Zorg voor een prettige bladspiegel, achtergrondkleur, lettertype et cetera. In mijn optiek betekent dit dat je je PowerPoint of Prezi (of site in dit geval) aantrekkelijk maakt, zodat men fijn van het scherm kan lezen. Om aan te tonen dat ik het belangrijk vindt om een aantrekkelijke site of PowerPoint te maken, heb ik meerdere bewijzen. Als eerste wil ik graag mijn site (dit ICT-didactiekportfolio) gebruiken als bewijs, maar uiteraard heb ik hieronder ook twee voorbeelden van mijn PowerPoints (twee verschillende lay-outs). Afhankelijk van mijn doelgroep (leeftijd, formele of informele sfeer) en het doel zelf bepaal ik de lay-out van mijn PowerPoint.
Cursus Spelling (PP voorbeeld).pptx (160754)
Onderzoek mbo (PP voorbeeld).pptx (163308)

4.4 Kennisoverdracht
4.4.1) De docent toont aan dat hij gebruik maakt van ICT in zijn instructie en daarbij diverse hard- en software kan inzetten.
Ik mag graag gebruik maken van een PowerPoint of Prezi ten ondersteuning van mijn uitleg. Ik heb in dit ICT-didactiekportfolio al meerdere malen een Prezi toegevoegd als bewijs. Als bewijs voor deze competentie verwijs ik u graag door naar competentie 1.1.1 Daar kunt u een voorbeeld vinden van een Prezi.

4.4.2) De docent toont aan dat hij ICT inzet om gestructureerd oefenen vorm te geven.
Tijdens mijn stage maakte ik veel gebruik van digitale programma's. Nadat ik uitleg had gegeven over de onderdelen spelling, stijl en/of grammatica, liet ik leerlingen veel oefenen met sites zoals: jufmelis.nl en/of cambiumned. Uiteraard liet ik aan de leerlingen zien waar ze naar toe moesten op deze site(s) en hoe deze site(s) werken. Maar ik moet eerlijk toegeven dat veel leerlingen het zelf gingen uitvogelen. Ook op de NHL (voor de cursus Spelling die ik geef) werk ik met een digitaal programma: Nedercom. Ook hier leg ik de studenten uit hoe ze moeten inloggen en hoe het programma werkt. 
*Hieronder vindt u een screenshot van de site Jufmelis. Leerlingen kunnen hier werkelijk waar alles oefenen met betrekking tot het Nederlands.


4.5 Kennisconstructie
4.5.1) De docent toont aan dat hij de actieve kennisconstructie van zijn leerlingen bevordert met behulp van ICT.
Bij competentie 2.2.3 kunt u mijn dossier voor het vak Lees- en schrijfvaardigheidsdidactiek vinden. In dit dossier laat ik leerlingen een mindmap maken bij een leesopdracht (bladzijde 26 en 27 in het dossier). Deze mindmap moeten zij echter op de 'ouderwetse' manier maken: op papier. Zelf heb ik meerdere malen in Word (maar ook via een ander digitaal programma, namelijk emindmaps.nl) geprobeerd om een mindmap te maken. Het lukt wel, maar in mijn optiek is het makkelijker en sneller om het 'gewoon' op de ouderwetse manier te doen. Ik heb dus tot op heden ook niet aan leerlingen uitgelegd hoe zij digitaal een mindmap kunnen maken. Wel heb ik voor dit dossier (Lees- en schrijfvaardigheidsdidactiek) zelf artikelen moeten samenvatten. Een aantal artikelen heb ik op de ouderwetse manier samengevat (een heel verhaal uitgetypt), maar ook heb ik twee artikelen samengevat door middel van een schema. Dit kunt u vinden op bladzijde 2 en 8 in het dossier. Ik ben van mening dat deze digitale manier ook een handige en effectieve manier zou kunnen zijn om artikelen samen te vatten. Ik zou leerlingen hier later vrij in laten: kies maar of je een mindmap liever digitaal of op papier maakt. In mijn optiek zijn beide varianten goed, maar is het afhankelijk van wat de leerling zelf prettig vindt werken.
 
4.5.2) De docent toont aan dat hij het leren leren van zijn leerlingen ondersteunt en bevordert met behulp van ICT.
Tot nu toe is het bij mij op mijn stagescholen nog niet aan de orde gekomen om een digitaal portfolio te maken en bij te houden, maar uiteraard zal ik dit tijdens mijn lio en/of als ik later werk aan de leerlingen vertellen. Tegenwoordig is het ontzettend belangrijk om ook digitaal een portfolio bij te houden. Dit kan op allerlei verschillende manieren. Denk hierbij aan Dropbox, Wikispaces, GoogleSites et cetera. Uiteraard zou je als docent leerlingen tips kunnen geven hoe ze dit zo overzichtelijk mogelijk bij kunnen houden. Denk hierbij aan titels en subtitels, hoofdstuknummers en paragraafnummers et cetera. Het is handig om als docent even kort te laten zien hoe het werkt. Allemaal plannen voor de toekomst dus, maar helaas heb ik hier nog niet écht meegewerkt.

4.5.3) De docent toont aan dat hij de synchrone- en asynchrone samenwerking en communicatie tussen leerlingen en docent op een gepaste manier faciliteert door gebruik te maken van ICT.
Helaas heb ik niet echt concrete voorbeelden van mailcontact of contact met leerlingen op een andere digitale manier. Als er zaken via de mail werden gestuurd of besproken, gebeurde dit meestal toch nog via het e-mailadres van Gerard. Uiteraard heb ik wel gewoon veel mailcontact gehad met collega's. Wat ik al eerder zei bij competentie .. is dat de mentorklas van Gerard en Thijs (2D) een eigen Facebookpagina hadden. Op deze manier hadden ze veel contact met elkaar. Ook hebben ze een groeps-WhatsApp met de hele klas. Gedurende mijn stageperiode zat ik ook in deze groeps-app. Zodra mijn stage was afgelopen, ben ik uit deze groep gestapt. Helaas heb ik geen screenshot hiervan. Het is lastig om dus echte 'bewijzen' aan te voeren.

4.6 Beoordelen van leesprestaties en evalueren van onderwijs
4.6.1) De docent toont aan dat hij het leerproces van leerlingen zichtbaar kan maken en kan volgen door middel van diverse vormen van digitale toetsing en evaluatie.
Ik heb meerdere malen met het digitale (toets)systeem Socrative gewerkt. Hiervoor verwijs ik u graag terug naar competentie 2.2.8

4.6.2) De docent toont aan dat hij een digitale toets kan maken die transparant is op validiteit en betrouwbaarheid.
Zie competentie 2.2.8

4.6.3) De docent toont aan dat hij een digitale toets kan organiseren.
Zie competentie 2.2.8